Monitoring en effectmeting

In 3 ronden heeft het Nationaal Groeifonds in totaal aan 50 projecten (voorwaardelijke) toekenningen of reserveringen gedaan. Het toegekende bedrag over deze 3 ronden is ruim € 11 miljard. Lees hoe er wordt gemonitord bij het fonds.   

Schematische weergave van Investeringen verdeeld in verschillende subthema’s. 

Waarom is monitoring en evaluatie nodig?

Monitoring en evaluatie van de projecten levert input voor het jaarverslag en de periodieke evaluaties van het functioneren van het Nationaal Groeifonds. Daarnaast kan de voortgang en impact van projecten gecontroleerd  worden. Op die manier wordt ook inzichtelijk gemaakt hoe de projecten bijdragen aan de doelstellingen van het Nationaal Groeifonds: het duurzame verdienvermogen van Nederland en de maatschappelijke baten. De monitoring vindt jaarlijks plaats. Tegenslagen die een eventuele aanpassing of beëindiging van de bijdrage van het Nationaal Groeifonds noodzakelijk maken kunnen zo tijdig gesignaleerd worden. In deze gevallen komen besluiten tot stand via overleg tussen fondsbeheerders, het verantwoordelijk departement, en de adviescommissie. 

Uiteraard vindt er ook monitoring plaats op andere momenten. Bijvoorbeeld wanneer de adviescommissie oordeelt over verzoeken om voorwaardelijke toekenningen en reserveringen om te zetten in toekenningen. 

Evaluatie van een project

Als een project is afgerond, vindt altijd een evaluatie plaats. Bij een departementaal project, is het betrokken departement verantwoordelijk voor de evaluatie. Voor subsidieprojecten zijn de fondsbeheerders verantwoordelijk voor de evaluatie. De eindevaluatie van projecten wordt altijd uitgevoerd door een onafhankelijke partij. 

Rolverdeling bij uitvoering van projecten

De rolverdeling bij de uitvoering van departementale projecten is vastgelegd in projectoverstijgende afspraken tussen de fondsbeheerders en de uitvoerende departementen. De inhoud van de projectmonitoring en evaluatie van specifieke projecten is daarnaast vastgelegd in projectspecifieke afspraken. Ook de uitvoerders van de projecten hebben een direct belang bij een goede monitoring; voor een slagvaardige aan- en bijsturing van het project en voor een goede planning en begrotingsbeheersing. Zij zullen daarom in hun projectadministratie de noodzakelijke gegevens registreren, ook om daarmee te voldoen aan de informatieverplichtingen aan het Nationaal Groeifonds. 

Verantwoordelijkheid van de adviescommissie

De adviescommissie is verantwoordelijk voor de rapportage over het Nationaal Groeifonds als geheel: wat levert de portefeuille aan projecten op en welke voortgang is er? Met rapportages over afgesproken mijlpalen en KPI's kan de adviescommissie een oordeel vormen over de voortgang en het doelbereik van lopende projecten en van de ontwikkeling van het fonds als geheel. In het jaarverslag van de adviescommissie wordt verantwoording afgelegd over de voortgang van de projecten en de verwachte bijdrage aan het duurzaam verdienvermogen.  

Verantwoordelijkheid van de departementen

Bij gehonoreerde departementale projecten, loopt de bekostiging van de projecten via de begroting van het departement. Vanuit hun reguliere begrotingsverantwoording zijn departementen dan ook zelf verantwoordelijk voor de monitoring en evaluatie van de projecten die op hun begroting staan. De departementen zorgen ervoor dat de monitoring en evaluatie van projecten wordt uitgevoerd

Verantwoordelijkheid voor subsidieroute

Ook bij projecten die rechtstreeks vanuit de begroting van het fonds worden bekostigd (‘subsidieroute’), wordt de voortgang van het project gemonitord. Met rapportages over afgesproken mijlpalen en KPI's, vormt de commissie een oordeel over de voortgang en het doelbereik van lopende projecten én van de ontwikkeling van het fonds als geheel. In het jaarverslag gaat zij ook in op deze subsidieprojecten.

Jaarverslagen

In het jaarverslag van 2021jaarverslag van 2022 en jaarverslag van 2023 blikt de adviescommissie van het Nationaal Groeifonds terug op deze jaren met gebeurtenissen die kenmerkend zijn voor de groei van het fonds en daarmee de groei van het Nederlands duurzaam verdienvermogen.